Gewoon Michiel

Mijn ongemak bij fysiek contact

Michiel de Bresser • 18 maart 2024

Via dit blog deel ik met jullie mijn proces in de verwerking van het seksueel misbruik door mijn hopman. Schrijven gaat me nog altijd gemakkelijker af dan erover praten. Dus soms schrijf ik in mijn blog dingen die ik niet eerder met mensen gedeeld heb in een gesprek. Schrijven is voor mij vaak de eerste opstap naar ergens openlijk over praten. Het is voor mezelf dus ook een soort van therapie.


In al mijn blogs heb ik één onderwerp alleen tussen de regels door beschreven maar heb ik nooit echt de aandacht op gevestigd: mijn ongemak bij fysieke aanraking.


Onlangs las ik het boek ‘De mens is niet slecht’ van Dacher Keltner. Hij is hoogleraar psychologie en beschrijft in zijn boek welke rol emoties spelen in ons (sociale) leven en hoe emoties in de evolutie vorm hebben gekregen in gedrag. Hij ontleent daarbij veel kennis aan de waarnemingen en bevindingen van de onlangs overleden primatoloog Frans de Waal. Frans de Waal deed onderzoek naar sociaal gedrag bij mensapen. Dacher Keltner vertaalt dat onderzoek naar hoe wij als mens uiting geven aan emoties middels (vaak heel subtiel) gedrag.


Een van de voor mij verrassende dingen die ik in zijn boek las ging over de aanraking van de onderarm. Het kort aanraken van iemands onderarm helpt bij het creëren van veiligheid en vertrouwen. Uit onderzoek blijkt dat proefpersonen die tijdens een gesprek een aantal keer door hun gesprekspartner aangeraakt zijn aan hun onderarm, zich meer op hun gemak voelen bij deze gesprekspartner en later ook een positief beeld hebben van deze persoon.


Ik bemerk bij mezelf echter dat wanneer iemand mijn onderarm aanraakt ik de neiging heb om deze terug te trekken. En voor mij geldt dat niet alleen bij mijn onderarm. Ook bij een hand op mijn schouder of rug voel ik mij ongemakkelijk. Zelfs iemand de hand schudden doe ik in eerste instantie liever niet. Vanuit beleefdheidsoogpunt weet ik dat het hoort.


Hetzelfde geldt voor het geven van een knuffel. Sinds ik mijn opleidingen NLP en systemisch werk ben gaan volgen kwam ik in een omgeving terecht waar het geven van een knuffel meer norm dan uitzondering is. Ik heb mezelf aangeleerd om knuffels te geven. Maar mijn knuffels duren over het algemeen nooit langer dan twee of drie seconden. Taalkundig is een knuffel voor mij nog wel te doen. Maar bij het werkwoord knuffelen voel ik al meer weerstand in mij opkomen.


Uiteraard weet ik dat het maken van oogcontact en fysiek contact helpt bij het écht in contact komen met mensen. Alleen realiseerde ik me tijdens het lezen van het boek dat ook oogcontact en fysiek contact maken voor mij een trucje zijn. Bij het maken van oogcontact heb ik mezelf aangeleerd om naar het puntje van iemands neus te kijken of naar het gebied tussen de ogen. Een hand schudden hoort erbij en een knuffel tel ik af…een, twee, drie…en stop maar.


Omdat ik me er zélf ongemakkelijk bij voel, maak ik ook weinig tot geen fysiek contact met anderen. Toen ik nog een softwarebedrijf had hoefde ik ook nooit méér contact te maken dan een zakelijke handdruk. Nu ik echter steeds meer ga opleiden en trainen in de richting van persoonlijke ontwikkeling merk ik dat mijn natuurlijke neiging tot het maken van fysiek contact of eigenlijk het ontbreken daarvan me regelmatig in de weg staat bij het maken van persoonlijk contact.


Het is niet dat ik van huis uit meegekregen heb dat fysiek contact maken slecht is, maar het was nou ook weer niet zo dat we elkaar vroeger bij wijze van spreken doodknuffelden thuis.


En dan was er natuurlijk ook nog mijn hopman, die fysiek contact maken, knuffelen, een kus op mijn wang of in mijn nek inzette om er vervolgens onder het mom van troosten misbruik van te maken.


Fysiek contact en ik zijn dus niet de beste vrienden.


Hoe gaat het dan thuis vraag je je misschien af. Ik heb een hele goede band met mijn vriendin en kinderen. Fysieke aanraking binnen het gezin zijn voor mij niet vreemd.


Het is voor mij vooral het fysieke contact buiten de gezinssituatie waarbij ik mij ongemakkelijk voel. Mijn lijf moet wel echt héél erg zeer doen voordat ik naar de masseur ga. En dan nog lig ik ongemakkelijk op de massagetafel. Alleen al bij het woord ontspanningsmassage komt bij mij wederom een gevoel van ongemak boven. De massage moet vooral nut hebben: een schouder of nek die vast zit weer even los maken.


Het onderwerp van mijn laatste sessie met Roeland (www.mannenindepraktijk.nl) was mijn ongemak met fysiek contact. Waarbij vooral het woord ‘fijn’ bij mij een error geeft. Fysiek contact moet nuttig zijn en mag niet fijn zijn.


En daar zit bij mij de schaamte. Mensen zeggen wel eens tegen me: ‘wat moet het verschrikkelijk zijn geweest om bij je hopman op schoot te zitten.’ Maar zo heb ik dat niet ervaren.

Zoals ik in eerdere blogs schreef heerste er onder de jongens binnen mijn verkennersgroep de wetenschap dat ‘het’ erbij hoorde. ‘Zo was hij nu eenmaal.’

En op een of andere manier was het altijd wel ‘fijn’ om even bij hem op schoot te zitten. Ik kreeg persoonlijke aandacht als ik verdrietig was en ik was even weg uit de groep.
En tegelijkertijd voelde het ook vies.


Dus in de context van fysiek contact, heb ik een koppeling gelegd tussen fijn en vies. Voor mij hebben fijn en vies eenzelfde betekenis gekregen. De uitdaging voor mij is het scheiden van fijn en vies. Een fijne knuffel is dus niet per definitie ook een vieze knuffel (een knuffel waar iets achter zit).
Niet voor mij en waarschijnlijk ook niet voor die ander.


En als ik Dacher Keltner mag geloven dan is het maken van fysiek contact, al is het maar het kortstondig aanraken van iemands onderarm, behulpzaam bij het opbouwen van een goede band met de mensen om mij heen.


Ik heb mezelf in de loop der jaren aan genoeg fysieke uitdagingen blootgesteld; bergklimmen, abseilen, ijsbaden, buiten slapen bij -15°, 48 uur survival, 100 uur mediteren, maar dit is misschien wel een van mijn grootste fysieke uitdagingen ooit.

Share by: