Gewoon Michiel
Jarenlang is een van mijn gevleugelde uitspraken geweest: ‘zet mij maar alleen op de noordpool en ik red me prima. Het wordt pas lastig als er iemand bij komt.’
Evolutionair gezien is dat tegenstrijdig. Bij een groep horen vergroot je kans op overleving namelijk aanzienlijk. In experimenten met baby’s, is aangetoond dat baby’s sterven wanneer zij alleen onderdak en eten krijgen en verder geen persoonlijke aandacht. Blijkbaar is erbij horen een noodzakelijk mechanisme om te overleven.
In mijn opleiding Systemisch werk werd ik hier voor het eerst bewust mee geconfronteerd: ‘iedereen heeft een natuurlijke behoefte om bij een groep te horen’. Ik was boos dat mijn opleider dit zo stellig kon zeggen. Ik voel me namelijk veel prettiger als ik alleen ben.
Ik heb/had namelijk een argwaan naar mensen. Vooral naar aardige mensen. Op een of andere manier ben ik altijd in afwachting van het moment waarop ze mij iets aandoen.
In mijn trainingen vertel ik vaak volgend voorbeeld:
'In de eetzaal van de locatie waar ik mijn 10 daagse Vipassana volgde hing een plank aan de muur met nummertjes. De bedoeling van deze nummertjes is dat deelnemers daar hun (thee)glas neerzetten, zodat je gedurende de dag steeds uit hetzelfde glas kan drinken. Tijdens de eerste 3 dagen had ik mijn glas steeds op nummer 40 gezet. Op de vierde dag stond er opeens een glas op ‘mijn’ nummer 40. En de eerste gedachte die in mijn opkwam is: ‘Wie is er nou zo flauw om zijn glas op mijn nummertje te zetten?’.
Hetzelfde gebeurde overigens ook met het haakje waar ik al een aantal keer mijn jas opgehangen had en het plekje waar ik graag mijn schoenen neerzette. Steeds de gedachte: ‘Wie zit mij hier te fucken.’
Totdat ik doorkreeg dat dat mijn eigen gedachten zijn. Tijdens de 10 dagen wordt er onderling niet gepraat en is er ook verder geen contact. Niemand kent mij. Niemand kent mijn geschiedenis. Iedereen is daar voor zichzelf en niet om anderen het leven zuur te maken.'
Ik werd me bewust van mijn overtuiging: ‘Let op, want iedereen kan het slecht met je voor hebben.’
Om me veilig te voelen bij andere mensen ben ik ontzettend oplettend geworden. ‘Wie doet wat?’, ‘Wie zegt wat?’, 'Wat zit hier achter en op welke manier zou dat tegen mij bedoeld kunnen zijn? '
Als je mijn vorige blogs gelezen hebt weet je dat ik momenteel een intensief traject door maak om (de gevolgen van) het misbruik door mijn hopman te ontrafelen. Ik had vroeger op scouting veel last van heimwee. Soms al op de gewone zaterdagen waarop we bij elkaar kwamen. Het is niet dat ik dan actief mijn hopman opzocht. Hij pikte mij eruit als ik verdrietig was en op een of andere manier bood hij mij veiligheid. Ik was dan even weg uit de groep en niemand kon zien dat ik verdriet had.
Echter de plek die mij op een bepaalde manier veiligheid bood en mij een bijzonder gevoel gaf, was de meest onveilige plek voor jongens van een jaar of 10 / 11, namelijk bij hem op schoot.
Stil zitten, niks zeggen en wachten tot het voorbij is. Een bevroren stand. Volledig beperkt in mijn vrijheid. Dus daar waar ik me veilig achtte werd mij mijn vrijheid om kind te zijn ontnomen.
Dit is een patroon geworden waar ik me nooit bewust van was…tot nu toe. Ik beschreef in mijn vorige blog dat ik 5 banen tegelijk in stand probeer te houden. Ik wil erbij horen, ik ben op zoek naar veiligheid, ik pas me aan en geef daarmee mijn vrijheid op. Mijn vrijheid om volledig mezelf te zijn.
'Zet mij in mijn eentje op de noordpool en ik red me wel. Als er iemand bij komt wordt het lastig'.
Het is veiliger met twee of meer. Het vraagt ook een aanpassing aan de ander.
Ik realiseer me nu dat ik in dat aanpassen aan de ander vaak te ver doorgeschoten ben. Stil zitten, niks zeggen en wachten tot het voorbij is. Steeds als iemand ‘zijn glas op mijn nummertje 40 zet’ dan houd ik mijn mond omwille van de veiligheid van het erbij horen. Ik pas me aan…ik geef een stukje van mijn vrijheid op.
Ik merk nu dat ik moe ben. Jarenlang heb ik in een survivalstand gestaan: ik wilde erbij horen en ondertussen was ik continu op mijn hoede en moest ik alles en iedereen in de gaten houden om aan te kunnen zien komen waar, wanneer en waarmee ‘ze me konden fucken’.
In september besloot ik om aan een van mijn opdrachtgevers aan te geven dat ik minder kom werken. Onlangs heb ik op een andere werkplek aangegeven dat ik daar volledig ga stoppen. Dat voelt voor mij erg onveilig. Ik heb mezelf en mijn gezin te onderhouden. En tegelijkertijd voel ik direct meer vrijheid. Vrijheid om mijn eigen tijd in te delen, vrijheid om te doen wat ik wil, vrijheid om nieuwe dingen te ontwikkelen, vrijheid om het op mijn manier te doen.
In mijn afgelopen sessie bij Mannen in de praktijk riep ik uit ‘dan maar droog brood’.
Deze kreet staat nu voor mij symbool voor mijn keuze voor vrijheid in plaats van veiligheid en de daarmee verbonden zekerheid.